Op verzoek van een handvol natuurkundigen heeft het Department of Energy (DOE) de afgelopen maanden een evaluatie uitgevoerd van het meest recente onderzoek naar koude kernfusie. Er werden hoorzittingen georganiseerd en een publicatie geanalyseerd door een panel van 18 deskundigen. Maar de gepresenteerde resultaten konden het overheidsorgaan, waar in vijftien jaar tijd weinig vooruitgang is geboekt, niet overtuigen, vooral als het gaat om de reproduceerbaarheid van experimenten.
De grootste bloeitijd van koude kernfusie was in 1989, toen Stanley Pons en Martin Fleischmann van de Universiteit van Utah aankondigden dat ze het energie-vrijkomende proces dat in sterren plaatsvindt, hadden nagebootst in een eenvoudige pot water die deuterium bevatte. De moeilijkheid die andere teams ondervonden bij het herhalen van dit succes bracht koude kernfusie echter al snel in diskrediet en sindsdien is slechts een kleine groep wetenschappers aan dit onderwerp blijven werken. Door contact op te nemen met de DOE om hun resultaten te onderzoeken, hoopten deze diehards onderzoekskredieten te verkrijgen, maar hun wens zal ongetwijfeld slechts zeer gedeeltelijk worden ingewilligd. Hoewel tweederde van de deskundigen niet overtuigd was van de realiteit van kernreacties in de uitgevoerde experimenten, verklaarden bijna allen dat bepaalde zeer specifieke aspecten van koude kernfusie (zoals de kwestie van het gedrag van waterstof in de aanwezigheid van metalen) aandacht verdienden voor verder werk. NYT 02/11/04 (Bewijs over koude kernfusie blijft onduidelijk, zo blijkt uit een nieuwe recensie)