De economische stromen zijn maximaal wanneer productie (warme bron) en consumptie (koude bron) een groot potentiaalverschil hebben. Dit veronderstelt dat de omgekeerde stroom van goederen (productie=>consumptie), dat wil zeggen de stroom die de hoeveelheid werk (en dus geld) van de productie vertegenwoordigt en zich in de richting van de vernietiging van goederen beweegt, ook zeer hoog is. Daarom veronderstelt dit een situatie van volledige werkgelegenheid, hoge productiviteit en een snelle evolutie van technieken die leiden tot het verschijnen van nieuwe producten.
Het zal duidelijk zijn dat dit ontwikkelingsstadium slechts van voorbijgaande aard kan zijn, aangezien verschillende van de voorgaande factoren zich op een tegenstrijdige manier ontwikkelen. Het destructieve vermogen van individuen neemt dus geleidelijk af onder invloed van twee factoren: kapitaalgoederen hebben de neiging dit vermogen te verzadigen (ze hebben een bepaalde duur* en ‘nieuwe producten’ hebben de neiging af te nemen), aan de andere kant de voortdurende toename van de productiviteit werpt veel producenten uit het systeem die, als consumenten, minder efficiënt worden, omdat de retourstroom vertraagt.
We zien dus dat het systeem alleen vanuit zijn optimale niveau naar nul kan neigen
en vanwege het succes ervan.
Het is niet nodig om hier een beroep te doen op de gebruikelijke fysieke beperkingen: dit is een fenomeen dat puur inherent is aan een systeem. Dit is wat ik kort probeerde uit te leggen
hier.
We begrijpen ook goed waarom een ‘succesvol’ systeem zijn agenten aanmoedigt om in dezelfde richting te volharden, ook al wordt de actie contraproductief en is het nutteloos om dezelfde gevolgen te verwachten als eerder waargenomen. De illusie doet ons dan geloven dat de reden waarom inspanningen niet succesvol zijn niet het gevolg is van een slechte oriëntatie, maar van onvoldoende inspanningen in deze richting.
We zien de triomf van deze blindheid in de theorie van ‘trickle down’, ingeroepen door het heersende macronisme...
* Er is een groeiende kloof tussen de productiviteit van productiearbeid en die van consumptiearbeid.