Twee gedetailleerde opmerkingen die bij mij opkwamen toen ik passages uit uw boek bekeek:
In het hoofdstuk over bacteriën schrijf je dat het organismen zijn die heel eenvoudig DNA hebben. Toevallig ben ik me aan het verdiepen in een ander boek over fermentaties. Wat ik over bacteriën lees is fascinerend: het lijkt erop dat microbiologen en andere specialisten praten over het verbazingwekkende vermogen van bacteriën om te interageren met het potentieel van het omringende genoom. In tegenstelling tot onze eukaryote cellen met vast DNA hebben prokaryote bacteriën bijvoorbeeld ‘vrij zwevende genen die ze met elkaar uitwisselen’. Zozeer zelfs dat we niet echt konden spreken van verschillende soorten voor deze bacteriën! “Bacteriën vormen meer een continuüm.” Deze genuitwisselingen zouden het ongelooflijke aanpassingsvermogen en de veerkracht van bacteriën verklaren, die er dus voor kiezen de genen die ze op dit moment nodig hebben over te brengen door ze over te dragen van andere bacteriën! Onderzoekers reconstrueren zo een nieuw beeld van bacteriën: verre van simplistische en inferieure levensvormen zijn het integendeel hoogontwikkelde organismen die complexe vormen van veerkracht en overleving met zich meebrengen en die samen met andere levende wezens (planten, dieren...) evolueren. .).
In het hoofdstuk over paddenstoelen schrijf je dat zij de enige organismen zijn die lignine afbreken. Ik weet niet echt waar het deze keer vandaan kwam, maar ik had geleerd dat pissebedden ook houtachtige materialen aanvielen. Heeft u details?