Halverwege de Europese Raad, donderdagavond 23 maart, hadden de leiders van de Twenty-Five hun hoofddoel voor ogen: verdeeldheid vermijden. Ze stelden voor de eerste keer een gemeenschappelijk energiebeleid op - weliswaar timide - terwijl ze controverses over economisch patriottisme vermeden en met name kritiek hadden op Frankrijk en Spanje.
De lidstaten zijn het eens geworden over de grote lijnen van een gemeenschappelijk energiebeleid, dat met name zou bestaan uit het met één stem spreken op het internationale toneel en het versterken van hun interne markt. Ze kwamen overeen om elk jaar bijeen te komen om de geboekte vooruitgang te beoordelen. Maar ze hebben "nog geen conclusies getrokken over specifieke doelstellingen" op energiegebied, ook al heeft de Europese Commissie "een mandaat gekregen" om ze voor te stellen, gaf haar voorzitter, José Manuel Barroso, toe.
"Als je terugkijkt, zul je binnen tien jaar beseffen dat dit zeer substantiële debat heeft geleid tot een nieuw energiebeleid" in de EU, zei de Oostenrijkse bondskanselier Wolfgang Schüssel, fungerend voorzitter van de Unie. Hij beloofde dat "er geen sprake is van de oprichting van een nieuwe superbureaucratie voor energie", terwijl Barroso verzekerde dat de lidstaten geen nieuwe bevoegdheden aan de Commissie hoeven over te dragen.